De NS heeft een stiefvader nodig

Deze ‘zomer’ kwam de NS met het nieuwe plan om haar klanten voortaan met ‘beste reiziger’ aan te spreken. Een schot in de roos van de in het komkommerweer wegkwijnende nieuwsredacties. Het duurde nog geen halve dag of het genderdebat was opnieuw aangezwengeld. Op Facebook en Twitter braakten gebruikers hun meningen, op de radio presenteerden inbellende luisteraars hakkelend hun standpunten en op televisie gingen voor- en tegenstanders van de maatregel fel met elkaar in debat.

De betekenis van de ongetwijfeld welgekozen tekst die NS-woordvoerder via het televisiescherm met ons deelde, ontging me volledig. Ik dacht alleen maar: die heeft een stiefvader nodig. Een man met een opgeheven vinger die elke blijk van valse morele intenties om zeep helpt. Ik was een jaar of vijftien toen mijn voorgestelde intenties genadeloos sneuvelden. Het was bijna kerst en in een opwelling stak ik de straatkantverkoper een geeltje toe. Het krantje mocht hij houden, daar was het mij niet om te doen. Vervuld van mijn eigen goedheid fietste ik naar huis. Het simpele rijtjeshuis was met de komst van mijn stiefvader dan wel ingeruild voor een decadente Gooische villa, van maatschappelijke onverschilligheid kon je mij niet betichten. Integendeel. Ik had bijgedragen aan het levensgeluk van een individu en tegelijkertijd de ongelijkheid in de samenleving verkleind.

“Goede actie”, oordeelde mijn stiefvader bij thuiskomst, “die je zojuist hebt ontdaan van alle waarde.” Dat ik het nodig vond vol trots te verslag te doen van mijn goede daad, bewees volgens hem dat ik het in eerste plaats voor mijzelf had gedaan. En zo was ik, nog voordat ik mijn jas op de kapstok had gegooid, van geëngageerde burger verworden tot een ordinaire opschepper. Ik moest me schamen, en dat deed ik diep.

Sindsdien kan ik geen enkele straatkantverkoper een broodje of sapje aanbieden zonder de stem van mijn stiefvader te horen. Je doet het voor hem, niet voor jezelf en waag het niet hier later in het café over op te scheppen. Die woorden vormen het mantra waarmee ik het bericht van de NS vernam.

Natuurlijk werd ook ik gevraagd mijn visie te geven op dit belangrijke morele vraagstuk. Ik onthoud me van elk debat. Tot me deze week werd verweten dat ik te hetero, te wit en te Nederlands ben. Wil ik daarom niet wakker liggen van het vocabulaire van mijn vervoerder? Ben ik bekrompen omdat mijn ervaring met achtergestelde posities niet verder reikt dan de gymnastiekbank op school? Ongetwijfeld, maar vooral: ik ben gezegend met een stiefvader.

Zolang moraliteit een marketingtruc is, weiger ik te bedenken wat ik vind. Als het de NS echt te doen is om de acceptatie van LGBTQIA+’ers, hadden ze de maatregel wel stilzwijgend ingevoerd. De bravoure van nu verraadt de ware intentie. Dat mag natuurlijk. Ik heb met goed doen voor eigen gewin, geen moeite. Als we het alleen op onze intentie moeten laten aankomen, hadden de goede doelen in elk geval allang het loodje gelegd. En met hen vele kinderen die hun hongerbuikjes nu nog net kunnen vullen met door het Westen aangevoerde rijstkorrels. Maar hoe de NS LGBTQIA+’ers gebruikt om aan populariteit te winnen en bovendien een serieus debat bezoedelt, gaat mij een spoorbrug te ver.

Jammer dat de NS, zelf een product van huwelijksleed en vechtscheidingen, nooit een stiefvader heeft gekend.

Advertentie

Lekker hip hoeft niet vies te zijn

Honderd gram voor een euro of dezelfde hoeveelheid voor twee euro negenenveertig? Ik sta voor het koelvak waarin de blanke kipfiletjes netjes naast elkaar liggen opgestapeld. De goedkope plofkippen in een geel bakje, de bio+-variant in een groene schaal. Ik vraag me af wat die plus precies betekent. Extra bio, kan dat?

Lees verder Lekker hip hoeft niet vies te zijn